Grijs beton en glas worden me even teveel als ik uit mijn raam zie hoe de laatste hand wordt gelegd aan de nieuwe Markthal in Rotterdam. Ik vraag me af of er hier over honderd jaar een nostalgische traan wordt geplengd. De enige manier om daar achter te komen is belet te vragen bij een aantal schaarse “Grandes Dames” van Rotterdam die het kunnen weten. Een goede reden om op mijn wandeling de historische waarde van dit kwartet in het zonnetje te zetten.
Het Witte huis, de eerste ontmoeting op mijn wandeling, was bij haar bouw, eind negentiende eeuw, niet gespeend van opportunisme en geldingsdrang. Woningen ernaast werden soms niets ontziend weggedrukt en moesten worden afgebroken. De prijs van de vooruitgang. Zij wist toen echter al dat ze een blijvertje was. “Zoiets Amerikaansch” werd er wantrouwend gefluisterd door passanten. Als dat maar goed komt. Stiekem waren de Rotterdammers echter toch trots op hun hoogste kantoorgebouw van Europa. De “dame” heeft veel gezien in haar leven maar nog veel meer zien verdwijnen na de moedige gevechten van de mariniers en het daaropvolgende bombardement in de begindagen van de oorlog. Zij bleef, onverzettelijk, als een reliek uit voorbije tijden. Ik vraag haar in het voorbijgaan toestemming voor publicatie van wat kiekjes voor mijn zesenzestigste verjaardag. Ze knikt bemoedigend. “Je bent waarschijnlijk niet de laatste” roept ze vermoeid.”en “nog een fijne verjaardag”. Niet helemaal gerustgesteld en een tikje bezorgd, vervolg ik mijn weg over de nieuwe Willemsbrug, waarop de eerste contouren zichtbaar worden van mijn volgende afspraak.
De spoorwegbrug Koningshavenbrug, “De Hef” in de volksmond en de verkeersbrug de Koninginnebrug. Een onafscheidelijk duo. De verkeersbrug nog steeds onvermoeibaar en daarnaast De Hef in zijn nieuwe functie als poortwachter van alles dat voorbijvaart. Ook hier wordt minzaam toestemming verleend. “Een selfie is eigenlijk geen foto”, roepen ze me wel na, “maar een verkapt en narcistisch misbruik van weerloze architectuur, kijk liever naar de film van Joris Ivens”. Voordat ik in een zinloze discussie verval, loop ik haastig door naar mijn volgende afspraak, die zich 200 meter verder al aandient. Het Poortgebouw. Een neoklassiek monstrum – dat zeg ik natuurlijk niet hardop – dat diende als kantoor van de Rotterdamse Handelsvereeniging (RHV) van Lodewijk Pincoffs die later na frauduleuze handelingen de wijk nam naar Amerika.
Het gebouw oogt smoezelig en slecht onderhouden alsof het verwijt haar als straf tot in onze dagen wordt nagedragen.
“Maar Pincoffs is ook weer terug in de moederschoot en gerehabiliteerd” roep ik opbeurend, “dat zit er voor jou ook vast nog wel eens in als ikoon van de opbouw van de Rotterdamse havens”.
Instemmend gemurmel stijgt op uit de ingewanden van het gebouw maar daarbovenuit hoor ik ook een vals lachje van Pincoffs. Ik schiet mijn plaatje en maak me snel uit de voeten langs torenhoge grijze gebouwen, op weg naar mijn laatste afspraak. Hotel New York, oudkantoor van de Holland Amerika Lijn, op de punt van de Wilhelmina pier. Al ziet ze eruit als een werkpaard, ze doet haar best trendy te zijn op dit historische stukje Rotterdam. Opgewekt en ijverig bedient ze de mensen op het strak vormgegeven terras zodat ze niet ziet dat ik stiekem een prentje maak. Als ik ter controle in mijn venstertje kijk zie ik een vaag beeld van het vorige NASM hotel New York eind negentiende eeuw en de schimmen van duizenden gelukzoekers op weg naar Amerika. Het beeld vervaagd snel en ik zie het terras volstromen. Alle sporen uit het verleden zijn trouwens grondig gewist, laat dat maar aan de Rotterdammers over. Er moeten zelfs nieuwe sporen gemaakt worden, zoals een bagagedepot als herinnering en historisch besef.
“Vanaf nu begint de victorie” lijkt iedere keer weer het motto. Als ik terugkom bij mijn huis zie ik de Binnenrotte volstromen met nieuwsgierigen voor de opening van de markthal.
Een nieuw ikoon?
Panta Rhei.
Gepubliceerd in: Ons Rotterdam no 3 2015
Geef een reactie