Als het even kan ga ik elke week naar de markt op de Binnenrotte in Rotterdam. Er is geen plek te bedenken waar je dagelijkse beslommeringen verdampen en je gemoedstoestand geleidelijk in een aangename roes verandert. Daar kan geen joint tegenop. Hindernissen door opbrekingen worden met een kwieke sprong gepasseerd, kwinkslagen door mij bekende marktkooplui minzaam gepareerd en ook de regen kan mij niet van m’n stuk brengen. Zo ook deze zaterdagmorgen.
Bij de groentekraam wordt mijn voorstellingsvermogen echter op de proef gesteld. Een dame die naast mij staat en net voor mij aan de beurt is vraagt om ‘twee kleine bloemkooltjes, maar niet te groot’. Hoe de groentevrouw hier mee om moest gaan tart mijn verbeelding. Twee kleine bloemkolen zal bij veel groenteuitbaters weinig verbazing wekken, anders word je getrakteerd op bloemkolen ter grootte van een boksbal. Twee bloemkolen, maar niet te groot, kan waarschijnlijk ook op begrip rekenen bij het groentegilde. Maar de vraag naar twee kleine bloemkooltjes die vervolgens niet te groot mogen zijn drukt mij over de drempel van mijn verbeeldingskracht. Niet voor de groentevrouw, die pakt routineus twee bloemkolen uit de bak en overhandigt die aan de klant. Zonder wanklank aanvaardt die de bestelling, rekent af en vertrekt, mij in volledige verwarring achterlatend. Hoe ik mijn boodschappenlijstje heb afgehandeld en betaald is mij een raadsel en de weg naar huis heb ik in een mentale mist, op de tast, teruggevonden. De rest van de ochtend heb ik dat schemergebied niet geheel verlaten.
Geef een reactie